-
1 job splitting
job splitting -
2 division
n. (ver)deling, afdeling; divisie; verdeeldheid; stemming[ divvizjn]4 scheiding ⇒ scheidslijn, afscheiding5 verschil ⇒ ongelijkheid, onenigheid♦voorbeelden:social divisions • maatschappelijke verschillen -
3 power-sharing
power-sharing -
4 chummage
n. het delen van een kamer met iemand anders -
5 chummery
n. het delen van een kamer met iemand anders; in omstandigheden leven waarbij kamer met iemand anders gedeeld wordt -
6 bits of conversation
delen van het gesprek,delen van de conversatie -
7 split the difference
-
8 share the bed of
het bed delen met -
9 divide
n. waterscheiding--------v. (zich) verdelen; stemmendivide1[ divvajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉→ great great/————————divide2♦voorbeelden:4 finally the House divided and rejected the bill • ten slotte stemde het Lagerhuis en verwierp het wetsontwerpII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 delen ⇒ in delen splitsen, indelen2 scheiden♦voorbeelden:the profits were divided among the shareholders • de winst werd onder de aandeelhouders verdeeld4 how much is 18 divided by 3? • hoeveel is 18 gedeeld door 3? -
10 part
adj. gedeelte; rol; stem; steek--------adv. gedeeltelijk--------n. gedeelte, deel; stuk; gedeelte v.e land, gebied; gedeelte bij een overeenkomst; taak--------v. delen; verdelen; scheiden; afscheid nemenpart1[ pa:t]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 play a part • een rol spelen, veinzen〈 figuurlijk〉 play a part in • een rol spelen bij/in→ private private/2 aandeel ⇒ part, functie♦voorbeelden:the better/best/greater/most part • de meerderheid, het overgrote deelthe dreadful part of it • het verschrikkelijke ervanpart by part • stuk voor stukhave a part in • iets te maken hebben mettake part in • deelnemen aan, betrokken zijn bijfor my part • wat mij betreftin part(s) • gedeeltelijk, ten deleon the part of • van de kant vanfor the most part • meestal, in de meeste gevallen; vooral♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉1 streek ⇒ gebied, gewest♦voorbeelden:2 a man of good/many parts • een erg bekwaam/begaafd man————————part21 van/uit elkaar gaan ⇒ scheiden♦voorbeelden:part (as) friends • als vrienden uit elkaar gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheiden ⇒ (ver)delen, breken3 een scheiding kammen/leggen in 〈 haar〉♦voorbeelden:he wouldn't be parted from his money • hij wilde niet betalen————————part3〈 bijwoord〉1 deels ⇒ gedeeltelijk, voor een deel -
11 share
n. deel; portie; aandeel; schapenscheer--------v. verdelen, delen met; delen; deelnemen; een deel zijn van; (in computers) delen met, de mogelijkheid gebruikers toegang te verlenen tot lokale hulpbronnen op het netwerkshare1[ sjeə]2 〈 verkorting〉[ploughshare] ploegschaar/ijzer♦voorbeelden:deferred shares • uitgestelde aandelen1 (aan/onder)deel ⇒ part, gedeelte, portie♦voorbeelden:do one's fair share • zijn deel inbrengenget one's fair share • zijn rechtmatig (aan)deel krijgenhave no share in • niets te maken hebben mettake share in a conversation • deelnemen in/aan een gesprektake a share in the expenses • een deel van de kosten op zich nemen/betalen————————share2♦voorbeelden:he will share in the cost with me • hij zal de kosten met mij delen1 delen♦voorbeelden:share out • ver/uitdelenshare (out) among/between • verdelen onder/overshare with • delen met -
12 double up
double up♦voorbeelden:2 we haven't any single rooms left. Do you mind doubling up? • er zijn geen eenpersoonskamers meer vrij. Vindt u het erg een kamer te delen?II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opvouwen ⇒ om/terugslaan, (om)vouwen♦voorbeelden: -
13 half
adj. halveren--------adv. helft--------n. helft, gedeelte van twee gelijke delen; een van een paar; een van de twee gelijkwaardige spelperiodes in een spel (Sport); helft van de tijd die gespeeld is in sport; ; halfspeler (bij voetbal)half1[ ha:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud in betekenis 0.1 alleen: halves [ha:vz], in betekenis 0.2 ook regelmatig〉2 〈voornamelijk verkorting; benaming voor〉een half/halve ⇒ halve pint 〈 ongeveer 0, 28 l〉; 〈 sport〉 speelhelft3 → halfback halfback/♦voorbeelden:cut in half/into halves • halverenone/a half • de/een helfthe's too clever by half • hij is veel te sluwdo something by halves • iets maar half doen→ better better/————————half2〈voornaamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; soms moeilijk te scheiden van het zelfstandig naamwoord〉1 de helft♦voorbeelden:half of six is three • de helft van zes is drie————————half3〈bijwoord; vaak als eerste deel van samenstelling met bijvoeglijk naamwoord of deelwoord〉♦voorbeelden:only half cooked • maar half gaarI half wish • ik zou bijna willenhalf as much/many again • anderhalf maal zoveelhe didn't do half as badly as we'd thought • hij deed het lang zo slecht niet als we gedacht haddenhalf past/after one • half tweehalf and half • half en/om half 〈 ook figuurlijk〉〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 not half bad • lang niet kwaad 〈 schitterend; understatement〉not half strong enough • lang niet sterk genoeg————————half4♦voorbeelden:half the profits • de helft van de winsthalf your time • de helft van je tijd -
14 quarter
n. kwart; woonwijk; kwart-dollar; kwart; vierhoek; plaats; streek; genade; windstreek--------v. vierendelen; in vieren delen; in vier gelijke stukken verdelen; kwartieren; opbergenquarter1[ kwo:tə]8 (stads)deel ⇒ wijk, gewest♦voorbeelden:a quarter of an hour • een kwartierhe chose the best quarter of the ox • hij koos het beste kwartier van de osthree quarters of the people voted • driekwart van de mensen stemdeduring the last quarter • in het laatste semesterthis clock also strikes the quarters • deze klok slaat ook de kwartierenit's a quarter past/to eight • het is kwart over/voor achtfrom all quarters of the world • uit alle windstrekenis the wind in that quarter? • waait de wind uit die hoek?♦voorbeelden:♦voorbeelden:find suitable quarters • geschikte huisvesting vindenwell-informed quarters • goed ingelichte kringenmarried quarters • familieverblijventhey took up their quarters • ze sloegen hun tenten op, ze namen hun intrek→ close close/————————quarter2〈 werkwoord〉2 inkwartieren ⇒ logies/huisvesting verschaffen (aan), legeren♦voorbeelden: -
15 misdeal
n. verkeerde verdeling, foutieve verdeling (bij kaartspel)--------v. verkeerd verdelen, verkeerd uitdelen (in kaartspel)misdeal1〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉 〈 kaartspel〉————————misdeal2 -
16 way
adv. hoe dan ook; op grote wijze--------n. weg; manier, wijze; kant; richting; afstandway1[ wee]4 richting5 opzicht♦voorbeelden:that's the way (it is/goes) • zo gaat het nu eenmaallose the/one's way • verdwalen, de weg kwijtraken〈 figuurlijk〉 pave the way (for something/someone) • de weg banen/effenen (voor iets/iemand)〈 figuurlijk〉 pay one's way • geen schulden maken, zonder verlies werkenpay one's way through college • zelf zijn universiteitsstudie (kunnen) betalenwork one's way through college • werkstudent zijnway home • thuisreisway in • ingangbetter weather is on the way • er is beter weer op komstwe're on our/the way • we komen eraan, we zijn onderwegout of the way • ver weg, afgelegenout of one's way • niet op de routeway of thinking • denkwijzeto her way of thinking • naar haar mening, volgens haarfall into evil/bad ways • slechte gewoontes krijgengo the right/wrong way about something • iets op de juiste/verkeerde wijze aanpakkendo something a certain way • iets op een bepaalde manier doen〈 figuurlijk〉 find a way • een manier vinden, er raad op wetenhave a way of doing something • er een handje van hebben iets te doenmend one's ways • zijn leven beterenset in one's ways • met vast(geroest)e gewoontesone way and another • alles bij elkaar (genomen)one way or another/the other • op de een of andere manierin its way • in zijn soortin this way • op deze manier, zoit's only his way • zo is hij nu eenmaalthere are no two ways about it • er is geen twijfel (over) mogelijkstep this way, please • hierheen, graagthe other way around/about • andersomin no way • helemaal nietno way better • in geen enkel opzicht beterin more ways than one • in meerdere opzichten6 a long way away/off • een heel eind weg, ver wegyour birthday is still a long way off • je bent nog lang niet jarigall the way • helemaal, tot het (bittere) eindego all the way • het echt doen, met iemand neukenways and means • geldmiddelenhave ways and means of getting something • de juiste wegen weten om iets (gedaan) te krijgenthat's the way of the world • zo gaat het nu eenmaal (in de wereld)cut both ways • goede en slechte gevolgen hebbenget one's (own) way, have (it) one's (own) way • zijn zin krijgen, doen wat men wilgo out of one's/the way to … • zijn (uiterste) best doen om …have a way with elderly people • met ouderen om weten te gaanyou can't have it both ways • óf het een óf het andersee one's way (clear) to doing something • zijn kans schoon zien om iets te doenwind one's way into someone's affections • bij iemand in de gunst proberen te komenby the way • terloops, trouwens, à proposthey had done nothing out of the way • zij hadden niets bijzonders/extreems/verkeerds gedaanany way • in ieder geval, hoe dan ookeither way • hoe dan ook〈Amerikaans-Engels; informeel〉 every which way • overal, in alle hoeken en gaten〈Amerikaans-Engels; informeel〉 no way! • geen sprake van!1 (voort)gang ⇒ snelheid, vaart♦voorbeelden:gather/lose way • vaart krijgen/minderen 〈 van schip〉negotiations are well under way • onderhandelingen zijn in volle ganggive way • toegeven, meegeven 〈 ook figuurlijk〉; wijken, voorrang geven; doorzakken, bezwijkengive way to • toegeven aan, wijken voormake way for • plaats/ruimte maken voorput someone in the way of something • iemand op weg helpen (met iets), iemand aan iets helpenstand in the way • in de weg staanget something out of the way • iets uit de weg ruimen, iets afhandelenput someone out of the way • iemand uit de weg ruimenmake one's (own) way (in life/the world) • in de wereld vooruitkomenhe's by way of being a musician • hij is om zo te zeggen een muzikantby way of Brighton • via Brightonby way of illustration/example • als illustratie/voorbeeld♦voorbeelden:————————way2〈 bijwoord〉1 ver ⇒ lang, een eind♦voorbeelden:1 way back • ver terug, (al) lang geleden〈 Amerikaans-Engels〉 someone from way back • iemand uit een afgelegen gebied/ver verleden -
17 meet
adj. op de juiste plaats zijnde, passend, voorzien--------n. ontmoeting; plaats van ontmoeting (bij jagers, etc.)--------v. ontmoeten; samenkomen; tegenkomen; kennis maken met; antwoord geven aan; volgens het tijdschema meegaanmeet1[ mie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————meet21 elkaar ontmoeten ⇒ elkaar treffen/tegenkomen♦voorbeelden:→ meet with meet with/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontmoeten ⇒ treffen, tegenkomen4 afhalen5 behandelen ⇒ tegemoet treden, het hoofd bieden8 ondervinden ⇒ ondergaan, dragen♦voorbeelden:meet the expenses • de kosten dekken -
18 deal
n. transactie, affaire; hoeveelheid--------v. handelen; geven; toebrengen; uitdelen; verhandelendeal1[ die:l]1 transactie ⇒ overeenkomst, handel♦voorbeelden:it's a deal! • afgesproken!, akkoord!♦voorbeelden:————————deal2♦voorbeelden:1 deal in • handelen in, verkopen→ deal with deal with/♦voorbeelden:deal (out) fairly • eerlijk verdelendeal out justice • rechtspreken¶ deal (someone) in • (iemand) laten meespelen/doen -
19 bus
n. autobus; (in computers); kanaal, het elektronische communicatiekanaal tussen de verschillende delen van de computer voor het overbrengen van gegevens--------v. met de bus gaan, met de bus vervoeren; leerlingen met de bus vervoeren naar een ander schooldistrict om racistische integratie te bewerkstelligen; werken als iemand die tafels schoonmaakt in een restaurant of cafeteriabus1[ bus] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: Amerikaans-Engels ook busses〉♦voorbeelden:1 catch/miss the bus • de bus halen/missengo by bus • de bus nemen————————bus2〈werkwoord; bussed〉1 met de bus gaan/vervoeren ⇒ de bus nemen, per bus reizen; op de bus zetten; 〈 in het bijzonder, Amerikaans-Engels〉 vervoeren/vervoerd worden per bus naar geïntegreerde scholen 〈 blanke en zwarte kinderen〉 -
20 fair
adj. billijk, eerlijk; behoorlijk; blond; mooi, net; kermis, markt--------adv. eerlijk; behoorlijk; in het geheel (spreektaal)--------n. (jaar)markt, tentoonstellingfair1[ feə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beurs ⇒ (jaar)markt, tentoonstelling————————fair2〈bijvoeglijk naamwoord; fairness〉1 eerlijk ⇒ redelijk, geoorloofd2 behoorlijk ⇒ bevredigend, redelijk♦voorbeelden:fair game • wild waarop gejaagd mag worden; 〈 figuurlijk〉 gemakkelijke prooi 〈 bijvoorbeeld voor kritiek〉get a fair hearing • een eerlijk proces krijgenby fair means or foul • met alle/geoorloofde en ongeoorloofde middelenfair play • fair play, eerlijk spel 〈 ook figuurlijk〉〈 informeel〉 fair enough! • dat is niet onredelijk!, okay!the fair sex • het schone geslacht————————fair3〈 bijwoord〉2 beleefd ⇒ hoffelijk, netjes3 precies ⇒ pal, net♦voorbeelden:1 play fair • eerlijk spelen, integer zijn
См. также в других словарях:
Liste des monuments historiques de Arendonk — Cette page regroupe l ensemble des monuments classés de la ville de Arendonk dans la province d Anvers en Belgique. Objet Statut du classement? Année de construction/architecte sous commune Adresse Coordonnées Numéro d inventaire Illustrati … Wikipédia en Français
Netherlands in the Eurovision Song Contest 1990 — Eurovision Song Contest 1990 Country Netherlands National selection Selection process … Wikipedia
Willem Hendrik de Vriese — Su pintura por Jan Hendrik Neuman Nacimiento 11 de agosto 1806 Oosterhout, Brabante Septentrional … Wikipedia Español
Де Фриз, Виллем Хенрик — В Википедии есть статьи о других людях с такой фамилией, см. Де Фриз (фамилия). Виллем Хенрик Де Фриз нидерл. Willem Hendrik de Vriese … Википедия
Marco Borsato — Borsato redirects here. You may also be looking for Luciano Borsato. Marco Borsato Background information Birth name Marco Roberto Borsato … Wikipedia
Marco Borsato — Nom Marco Roberto Borsato Naissance Alkmaar Activité principale Chanteur, Acteur Genre musical Pop, Nederpop Instruments Chant Années d acti … Wikipédia en Français
Hauwe — Pierre van Hauwe Pierre van Hauwe (* 12. Januar 1920 in Terneuzen, Niederlande) ist ein niederländischer Musiker und Musikpädagoge flämischer Abstammung. Seit 1946 wohnt und arbeitet er in Delft im Schulunterricht und als römisch katholischer… … Deutsch Wikipedia
Pierre van Hauwe — (* 12. Januar 1920 in Terneuzen; † 25. Juni 2009 in Delft Niederlande) war ein niederländischer Musiker und Musikpädagoge flämischer Abstammung. Seit 1946 wohnte und arbeitete er in … Deutsch Wikipedia
Борсато, Марко — Марко Борсато Marco Borsato … Википедия
Marco Borsato — 2011 Marco Roberto Borsato (* 21. Dezember 1966 in Alkmaar) ist ein niederländischer Sänger. Inhaltsverzeichnis 1 … Deutsch Wikipedia
Frans Hals — Pour les articles homonymes, voir Hals. Frans Hals Copie d’un autoportrait perdu de Frans Hals … Wikipédia en Français